Terug naar boven

Het
verhaal van de familiestamboom
Voor
alle historische schrijvers geldt dat ze vele bescheiden gekend hebben die nu
verloren gegaan zijn.
Voor het verhaal per persoon gaan we uit van de versie
van Jacob Lois.
Er
was eens, rond 1100, in Leiden een burchtgraaf of 2e Kastelein, die regeerde onder
Graaf Diederick de 6e; zoon van Graaf Floris de Vette (wat niet dik betekent,
maar dapper).
Deze burchtgraaf heette Alewijn, heer van Rijnlant en Wassenaar.
Hij was tevens Baenderheer van Berkel, Bleiswijk, Weena en Boekelsdijk.
De Wassenaars hadden vroeger rond Rotterdam heel wat te vertellen. Ze gingen er
prat op van Claudius Civilis
af te stammen. Het adellijk geslacht Van Wassenaer is vermoedelijk het oudste
van Holland. In de twaalfde eeuw is Van Wassenaer ontsproten aan het geslacht
Van Raephorst. Van twee takken sterft er een uit in 1544. Uit de jongere tak komt
voort de Duvenvoorde`s waaruit onder meer bekend is Jacob van Wassenaer, heer
van Obdam, luitenant-admiraal van de Nederlandse vloot na de dood van Tromp. (bron:
Oosthoeks Encyclopedie)
Er bestaan diverse schrijfwijzen van zijn naam.
Zo vind je terug: Adelwinus de Ledene, Adelwino de Ledene, heer van Wassenhoven
en Halewijn van Wassenaer. Ook zijn titel wordt nog weleens anders geschreven.
Naast Burggraaf of Burghgraaf van Leijden en heer van Rijnland wordt hij ook 2e
Kastelein en Utrechtse Leenman genoemd.
Alewijn stichtte kasteel Kranenburg
In een oorkonde
van de graaf van Holland uit 1156 komt een Alwinus Casteilanus voor die de functie
van burggraaf te Leiden heeft, en het is zeer goed mogelijk dat hiermee deze Alewijn
wordt bedoeld (bron: www.kastelenteam.nl)
Jacob Kortebrand
vermeldt dat hij Halewijn de derde van die naam was. Het zou dus zomaar kunnen
dat zijn vader en zijn opa ook Halewijn werden genoemd. Volgens het
zondagsblad de Standaard van 25 maart 1941 was Halewijn getrouwd
met Vrouwe Barta van Lijnden.
Nog
een laatste leuke vermelding is het in 1901 door E. Molt geschreven verhaal over
Alewijn de lijfeigene.
In hoofdstuk
9 van dit verhaal wordt gesproken over de oude Wena, maar dit is in dit verhaal
een vrouwspersoon.
Hij
had 3 zonen, die hij een bezit moest schenken. De oudste zoon, Alewijn (de 4e
dus) erfde zijn bezittingen. Hij krijgt 2 zoons Philips van Wassenaar en Jacob.
Van
1202 tot 1241 wordt in diverse documenten een burggraaf Jacob aangetroffen, mogelijk
tot het geslacht Bokel behorend en misschien gehuwd met een jonkvrouwe van Teylingen.(bron:
www.kastelenteam.nl). Met Willemina van Teylingen krijgt deze Jacob een zoon Philips.
Deze Philips trouwde met een dochter van heer Daniel van der Merwede, en verwekte
bij haar een zoon Dirk, later genaamd de goede heer
van Matenesse. Dirk huwde
op zijn beurt met een dochter uit het huis van Polanen, en van zijn twee zoons
werd de oudste, Dirk, de stamvader van de Matenesses, en de tweede, Philips, de
stamvader van de Spangens.
De 2e zoon, Christiaan, werd heer van Bleiswijk,
Berkel, Boeckelsdijk en Bloemersdijk, heer van Weena en Ambachtsheer van de landen
van Cool.
De jongste, Jacob werd heer van Vlaardingen.
Alewijn
overleed in 1121.
De versie van Jacob Kortebrand
is, dat Alewijn slechts 2 zonen had en dat de 3e, Jacob een zoon was van Christiaan.

De
geheimzinnige Middeleeuwse burcht
van Leiden.
Wanneer en door wie werd de heuvel opgeworpen en de
muren gemetseld?
De
2e zoon, Christiaan, werd heer van Bleiswijk, Berkel, Boeckelsdijk en Oost-
en West-Bloemersdijk, heer van Weena en Ambachtsheer van de landen van Cool. Het
zondagsblad de Standaard van 25 maart 1941 vermeldt dat Christiaan
ook eigenaar was van het slot Bulgerstein en dat een der geschiedschrijvers giste
dat het Hof van Weena een huwelijksgift was van de heer Christiaan aan zijn zoon
Jacob.
Er
zijn nogal wat tegengestelde berichtgevingen over deze Christiaan.
1. Heer
Christiaan had 2 zoons en een dochter. Dirk, Wijntien en Philips. Zijn dochter
Wijntien sterft jong, een van zijn zonen Philips, gaat naar Parijs en sterft daar
in 1l37.
De NRC van 15 maart 1941 vermeldt dat Christiaan 1 zoon en 2 dochters had en dat juist"de oudste dochter Weijntgen van Weena vroech is gestorven
binnen parijs in den jare 1137; ende zij liet na eenen zoon ende eene dochter."
2.
Het was Christiaan die landerijen van zijn vader als huwelijkscadeau kreeg en
vervolgens het kasteel Weena bouwde omstreeks 1136.
Het Rotterdams jaarboekje 1942 beweert
echter dat de ene Dirk Bokel, het kasteel gesticht heeft. Niet duidelijk is of
ze de zoon van Christiaan of de zoon van Willem bedoelen.
Het
beste bewijs dat het Christiaan geweest moet zijn geeft "de beschrijving
der adelijke sloten van Schieland, door den Domproost van Utrecht Simon Doeden
van der Sluys in 1474 opgesteld en door zijn neef, den pastoor der sint Laurenkerk
alhier, Willem van der Sluys, als bijvoegsel achter het bekende verhaal van den
Jonkerfransenoorlog afgeschreven".
Volgens de NRC van 15 maart 1941 wordt aan deze beschrijving
het volgende ontleent:
"Men sech dat dit sloot is gebout van eenen jonger
soone van de geslachte van de burghgraven van leijden, met
namen heer Christiaan van Wassenaar, eenen oom van heer Alewijn van Wassenaar,
heer van Rijnlant."
Grappig dat Christiaan in dit gedeelte genoemd wordt
als oom van Alewijn. Terwijl de de broer van Christiaan, Alewijn, echt geen zoon
had die ook Alewijn heette.
In de Beschrijving
der Stad Rotterdam en Eenige omleggende Dorpen - Door Gerard van Spaan (1651-1711)
wordt vermeld dat "het Hof een adelijk Slot en Stamhuis
van de Edelen van Wena geweest is, welke uit een jonger broeder
van den Heer van Wassenaar, Burggraaf van Leiden, zouden gesproten
zijn."
Jacob Kortebrand is het
er wel mee eens dat Christiaan 2 zonen had. Maar volgens hem waren dat Philips
en Jacob. Het verhaal hierboven bij Alewijn de 3e over Jacob
klopt verder wat Kortebrand betreft, maar daarbij was Jacob behalve de vader van
Philips ook nog de vader van : Alewijn (moet dus onderhand de 5e zijn), een zoon
, wiens naam niet bekend is en Jacob Boekel.
Hierdoor slaat hij dus Dirk over.

Dirk
de enige zoon die Christiaan nog rest sterft in 1156.
De leenheren van het
huis weena wilde jaarlijks worden "verheergewaed". Dat wil zeggen dat
de leenman elk jaar de leenheer iets moest aanbieden voor de jacht. De leenheer
van het Huis Weena wilde een rode valk. Naar dit evenement is de Roo-Valkstraat
in Rotterdam vernoemd.
Jacob van Wassenaar is een roemrijk man.
Er zijn hele gedichten en tekeningen gemaakt van Jacob. Volgens de overlevering
werd hij gedwongen om zijn naam met die van Boekel of Bokel te verwisselen wegens
een door hem gepleegde moord (zie gedicht "de
Beukelaar" en de gelijknamige litho).
Overigens een zeer milde straf voor een moord, maar dat heb je als je zelf eigenaar
bent van de rechtbank.
Deze Jacob laat de dijken rondom zijn land verzwaren
(o.a. de Beukelsdijk). Hij vindt dat hij daar erg goed aan gedaan heeft en schenkt
die landen dan ook zijn naam.Vanaf die tijd heten die landen: Jacob Bouckelsambacht.
De naam Bouckels, voegt hij dan ook bij zijn eigen naam en dus heet hij voluit
Jacob Bouckels van Weena. Die naam blijven de geslachten na hem ook dragen.
Volgens
Jacob Kortebrand was de vader van Jacob niet Dirk, maar Jacob
de Burggraaf onder wiens invloed aan de oever van de Maas nieuw leven gewekt
zou zijn. Dat dit inderdaad niet Jacob Bouckels van Weena zelf moet zijn geweest
blijkt wel uit de zinsnede in het zondagsblad de
Standaard van 25 maart 1941 dat heer Jacob goed was voor zijn onderdanen,
hun welvaart bevorderde, handel en visvangst, landbouw en veeteelt aanmoedigde.
Dat staat in geen verhouding tot de Jacob Bouckels, die letterlijk over lijken
ging. Het gedicht "de Beukelaar" schrijft
over hem: "Hoe barsch ook van gemoed" en "Geen
eigene werd ooit een lach Op 's ridders wang gewaar."
Volgens Kortebrand
was Jacob Bokel getrouwd met een dochter van de heer van Woerden bij wie hij 2
zoons verwerkt. Dirk en Gijsbrecht.
Volgens het
zondagsblad de Standaard van 25 maart 1941 zijn de beide broeders
in het jaar 1245 gestorven en is hun stoffelijk overschot bijgezet in de abdij
van Egmond.
De oudste Dirk, liet een zoon Reinier
na die kinderloos stierf in 1266, zodat zijn goederen geerfd werden door een zoon
van Gijsbrecht, die ook Gijsbrecht heette.
Deze Gijsbrecht wordt vermeld in
1285 en is waarschijnlijk overleden in 1298, met achterlating van 3 zoons: Dirk,
Gijsbrecht en Herman.
Dirk, de zoon van Gijsbrecht, had ook nog een dochter:
Agniese.
Volgens
Lois sterf Jacob in 1189 en volgt zijn zoon Reijnier hem op.
Reijnier
verbouwde het kasteel Bulgersteijn, dat ook tot het familiebezit behoort. Deze
Reijnier (of Reinier) was ridder in dienst van Floris
de IVe (1210-1234) en koning Willem.
Het
kasteel Bulgersteijn stond aan de westzijde van Rotterdam, beneden de dijk,
binnen de stadsmuren. Het is een heel oud slot, dat al voor het jaar 1000 gebouwd
was. Rondom het kasteel woonden veel vissers in hutten. Reijnier liet hun belasting
aan hem betalen. Reijnier sterft in 1266.
Zijn
zoon Dirk was een ridder die uitgetrok naar verre gewesten. Dirk Beukel
van Weena streed aan de zijde van Witte van Haemstede tegen de Vlamingen. Hij
hielp o.a. mee Zierikzee te heroveren (1304) en, naar van hem getuigd wordt, vocht
hij met zijn mannen in de voorste linies. Hij was in de oorlog van 1305 een trouwe
strijdmakker van Graaf
Willem de 4e de zoon van Jan de IIe van Henegouwen. (1285-1356) (Jan van Beaumont).
Deze graaf stond toe dat het wapen
van Holland en Henegouwen met het
wapen van Weena verenigd werd tot het huidige wapen
van Rotterdam.Volgens een oorkonde van 6 april 1306 draagt Dirk (Diederik)
Bokel het Hof van Weena op aan heer Nikolaas van Putten en ontvangt het als leen
terug (bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam; deel IV reg. 180).
In
ach lieve tijd. 7 eeuwen rotterdam staat dat in
juni 1340 Willem
IV Rotterdam vergrootte met een deel van het grondbezit van de kort daarvoor
overleden heer Dirk Bokel, die het nabije kasteel Weena had bewoond. Dit kan alleenmaar
deze Dirk Beukel van Weena geweest zijn. Zijn overlijdensdatering moet derhalve
geschat worden op 1340. Dit is bijzonder omdat zijn achterkleinzoon adriaan in
1360 overlijdt. Veel overlijdensdata moeten met een korreltje zout genomen worden.
Het is vaak de datum waarop de persoon voor het laatst in leven is aangetroffen.
Het
Rotterdams jaarboekje 1942 geeft aan dat Dirk
slechts een dochter naliet, Agniese (ook:Agniesse), die huwde met Simon van Benthem.
Mij is niet duidelijk of dat deze Dirk betreft of Dirk Bokel
uit 1156. J.H.W. Unger beweert namelijk dat Dirk een zoon kreeg: Willem. Agniese
erfde in ieder geval Weena, maar verbleef er waarschijnlijk weinig. Simon van
Benthem werd n.l.
houtvester
van Holland en kreeg het slot Teylingen als ambtswoning toegewezen. Het is tekenend,
dat hij zich toen Simon van Teylingen ging noemen; het oude geslachtswapen - de
dubbelgestaarte leeuw bleef hij echter voeren (Zie voor de Benthems: Dr H. Obreen,
Heer Simon van Benthem enz., Maandblad Nederlandsche Leeuw 1936, blz. 389 vlg.)
Simon is waarschijnlijk in de slag bij Stavoren omgekomen. Agniese hertrouwde
met Gerrit van Herlaer.
Simon liet slechts een dochter na, Janne van Teylingen geheten. Zij erfde van
haar moeder Weena. Bij haar overlijden kwam het huis Weena met zeven morgen land
(856 m2, de hoeveelheid land die in 1 morgen kan worden geploegd) in 1365
aan haar neef Jacob Beukel (bronnen IV, reg.877). Dat kan dus nooit Jacob van
Wassenaar geweest zijn, maar hier moet Jacob de
zoon van Willem mee bedoeld zijn. Deze Jacob kreeg ook andere
familiegoederen; in 1367 wordt hij door Hertog Aelbrecht verblijd met de ambachten
Bokelsdijk, Bloemaertsdijk en het Roode Zand (bronnen XV, reg. 906). Ter onderscheiding
van zijn familielid Dirk Bokel uter Nesse werd Dirk vaak Bokel van Rotterdam genoemd.
In "Ach
lieve tijd Schiedam" wordt vermeld dat edelman Dirk van Bokel Schiedam stichtte
door de aanleg van een 'nieuwe dam' in zijn polder die lag tussen de huidige hoogstraat,
boterstraat en singel. De schippers die toen niet meer de Schie konden opvaren,
sloegen bij deze dam hun lading over op schepen die verder landinwaarts trokken.
Dat betekende werk en dus vestigden zich bij de dam handelaren, schippers en ambachtslieden.
De nieuwe nederzetting kreeg de naam 'Nuwer Scie' en de polder heette 'ambacht
Riviere' (Riviere is oud-frans voor oeverland). Dirk verkocht de polder aan Aleida
die bij de Schie het huis te Riviere liet bouwen. Volgens mij moet hier toch ook
gedacht worden aan Dirk Bokel uter Nesse.
De
zoon van Dirk, Willem, is ook ridder maar daarnaast hoogheemraad van Schieland.
Als Willem sterft laat hij 2 zonen achter: Jacob en Gijsbrecht.
Het
is zeer waarschijnlijk dat het deze Gijsbrecht is waarnaar verwezen wordt in ach
lieve tijd:"De ene oever van de
Rotte behoorde aan de heer Oudgier van Kralingen die de bewoner van het slot Honingen
was, de andere aan heer Ghisebrecht Bokel, die in het kasteel Weena huisde."
Gijsbrecht sterft in 1347 kinderloos.
Het
is mij niet duidelijk of de in het Algemeen Nederlandsch
Familieblad van 10 juli 1883 genoemde Ghijsbrecht Buekel dezelfde is. Hierin
wordt aangegeven dat Ghijsbrecht namelijk nog leefde in 1415. Het artikel dat
nagenoeg geheel gaat over Ghijsbrecht vermeldt dat ....
moet nog vertaald worden....
Terwijl
Lois volstaat door 1 Gijsbrecht (broer van ) te noemen, komt Jacob Kortebrand
met maarliefst 3 Gijsbrechten op de proppen.
Jacob
leefde nog in 1349 en had een zoon Adriaan en een dochter Weyntien. De nieuwe
rotterdamsche Courant zaterdag van 22 maart 1941 meldt ons dat hij omstreeks 1565
heer van Weena werd.
Adriaan sterft in 1360
en laat 2 zonen en een dochter achter.
De erfenis wordt verdeeld; de ene zoon
Gillis, krijgt het slot Bulgersteijn en de landen van Boeckeldijk.
De andere
zoon, Adriaan wordt heer over het gebied van Weena en de landen van Cool
De
dochter Oda wordt het klooster van Delft ingestuurd, dan is er een kind minder
die iets van de erfenis moet hebben.
Ze overlijdt in 1467.
Heer Adriaan
kreeg 3 zonen en 2 dochters.
De
zonen: Gerrit, Jan en Jacob waren alle drie ridders in de tijd van Jacoba van
Beijeren en Philips
van Bourgondië.
In 1420 vinden we een aantekening, dat Jacob Beukell
van Wedena door Jan van Beyeren beleend werd met de goederen, reeds door hem van
de Grafelijkheid in leen gehouden. (bronnen IV, reg. 2055 en 2056). Dat betekende,
dat de Weena's tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten in de Jonker
Fransen periode aan de kant van Hertog Philips vochten, die deze oorlog dan
ook gewonnen heeft. Het Hof van Weena werd echter tijdens deze oorlog vernietigd.
Hoe ging het verder met de drie zonen van Heer Adriaan?
In 1447 sterft Jacob
kinderloos, Jan een jaar later, en Gerrit als laatste in 1452.
Volgens de
Nieuwe Rotterdamsche Courant zaterdag 15 mrt 1941 is Gerrit
van Weena ridder voor Nimwegen.
Volgens sommige bronnen (uitzoeken welke)
is deze Gerrit, de Gerrit Storm van Weena, vader van Margaretha van Weena. Andere
bronnen spreken dit tegen.(/www.kareldegrote.nl, zoeken op storm)
Hij
laat geen zonen achter, maar een dochter, Margaretha. Zij trouwde met Pieter
van Rhoden en ging wonen op het kasteel
van Rhoon, dat nu nog steeds bestaat.
De
familietak gaat echter verder bij Gillis van Boekel. Heer van Boeckeldijk
en Bulgersteijn. Simon van der Sluys vermeldt in zijn Beschrijving der adellijke
sloten van Schieland (rotterdamsch jaarboekje 1892) dat Gillis in 1374 heer van
het kasteel
Bulgersteijn is geweest, bij hertog Aelbert van Beijeren was en voor zijn
slot doodgeslagen is. Volgens Simon had hij 2 zonen. De oudste was Lievijn en
de jongste Jan.
Hij krijgt een
zoon Jan, die zich Jan van Bulgersteijn noemt.
Jan
op zijn beurt krijgt een zoon Lievin van Bulgersteijn.
De
zoon van Lievin is Arent van Bulgersteijn. Een neef van Gerrit Storm van
Weena.Omdat deze Gerrit geen zonen nalaat komen de bezittingen in handen van Arent
van Bulgersteijn, die zich dan Arent van Weena gaat noemen, omdat hij de bezittingen
van Weena erfde. Dit betrof echter slechts landgoed, daar het Hof reeds vernietigd
was.
Arent was kapitein van 300 soldaten in het leger van Philips van Bourgondië.
Hij hielp hem bij de belegering van Calais in 1436 en hij stierf in 1460.
Zijn
zoon Jacob heeft in 1446 het kasteel Gysenburgh gekocht en heet dan Jacob Bouckels
van Weena, heer van Gysenburgh.
Een aantal bronnen spreken dit tegen.
Volgens de NRC van 15
maart 1941 echter is Arent een neef van Adriaan en heeft
Arent Giessenburg gekocht in 1446.
Volgens drs.
P.G.W.C.H Verrips die in het kader van zijn studie
Geschiedenis onderzoek gedaan heeft naar de Heren van Giessenburg is er nooit
een Arent van Weena geweest als heer van Giessenburg, is Giessenburg in 1446 gekocht
door Arent van Gent en had deze Arent geen directe familiebanden met de familie
van Weena.
De van Weena die in 1476 het slot Giessenburg overneemt is een
Jacob Mathijsz. van Wena, wat dus aangeeft dat zijn vader Mathijs van Wena heette.
Feit is in ieder geval dat nog een aantal van Weena's gewoond hebben op Giessenburg,
te weten:
*Jacob van Wena 1476
*Johan van Wena 1494
*Francois van Wena
1534 - 1541
*Jacob van Wena 1541 - 1554
Dit is beloond met een straatnaambordje
in het plaatsje Giessenburg:
de van Wenastraat.



Foto's
van Camiel Groffen (webmaster www.Giessenburg.nl).
Onder het onderste straatnaambordje staat vermeld: Heren van Giessenburg van
1476-1554
Johan
van Wena is daarbij nog specifiek beloond met een straatnaambordje in het hoogheemraadschap
Alblasserwaard (Alblasserdam) in het bedrijvenpark Hogendijk : de van Wenaeweg.
Johan was namelijk dijkgraaf geweest in dit hoogheemraadschap in 1511. De heren
Van Giessenburg / Giessen-Nieuwkerk waren ook altijd (erf)watergraaf van de Overwaard
en als zodanig enorm invloedrijk in het hoogheemraadschap dat bestond uit de Overwaard
en de Nederwaard. Regelmatig waren de watergraven van de Overwaard ook dijkgraaf
van de Alblasserwaard.


Foto's:
Klaas-Willem Roest (6 maart 2005)
De
straatnaamcommissie (Ton Wemmers gemeente Alblasserdam)
heeft hierbij echter een foutje gemaakt. Wena wordt hier opeens geschreven als
Wenae. Bijna nergens, komt de naam Wena op deze manier voor in de archiefstukken.
De gemeente
archivaris Arno Doeser kon mij verder nog vertellen dat bij de vaststelling van
de straatnaam Van Wenaeweg op 10-02-2000 gebruik is gemaakt van een overzicht
van het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard
R.F. van Dijk
van het Stadsarchief Gorinchem heeft mij deze lijst opgestuurd. Inventarisnummer
628 van het archief van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden
bevat een akte van 29 juli 1511, waarin Johan van Wena, heer van Giessenburch
ende tot Giessen-Nyeukerck optreedt als dijkgraaf. Zijn zegel, dat aan de
akte hangt, is helaas te zwaar beschadigd om het randschrift te kunnen lezen,
zodat uit deze bron ongewis blijft hoe hij zijn naam zelf spelde.
Drs.
P. Verrips is aan de universiteit van Leiden als historicus afgestudeerd op
een onderzoek naar de heren van Giessenburg en Giessen-Nieuwkerk.Hij wist mij
hierover mede de delen: als aanvulling op de bron kan ik alleen toevoegen dat
alle bronnen die ik ken Wena als Wena schrijven, nooit als Wenae.
In
1477 sterft Arent en zijn zoon Jan volgt hem op.
Als Jan in 1490 kinderloos
sterft, gaan de bezittingen naar een neef van de familie
Deze
Gerrit, welke dus mogelijk een kleinzoon van Arent is krijgt een zoon Jacob.
Deze
Jacob Bouckels van Weena is samen met zijn neef Jan
van Almonde bij de huldiging van Philips de IIe, koning van Spanje, dezelfde
die Willem van Oranje steeds dwars zat. Jacob Bouckels van Weena vererft of verkoopt
het huis en de hofstede Weena, net als de 7 morgen land, die daarbij hoorde in
1498 aan Jacob van Almonde, Meester-cnape van de houtvesterije van Holland. Zijn
zoon Jan van Almonde erft het vervolgens in 1506. Zijn zoon Jacob van Almonde
(1535-1609) erft het vervolgens op
22 oktober 1555 en verkoopt het als laatste particuliere eigenaar aan de gemeente
Rotterdam in 1590. Jacob van Almonde heer van Weea sterft kinderloos.
Het is
niet bekend of Jacob Bouckels van Weena kinderen had.
Dan
valt er een nevel over de geschiedenis.
Na de verwoesting van het kasteel was de familie
Weena het eeuwenoude familiebezit kwijt.
Ergens in de buurt van Hendrik Ido
Ambacht beginnen ze een nieuw bestaan. Daar komen we honderd jaar later in ongeveer
1650, 2 zonen van een zekere Jan van Weena tegen. Maarten en Willem
(1674). Willem was geboren in Den Haag.
Maarten
krijgt 11 kinderen.
De
enige zoon Jan gaat als schipper varen over de Hollandse wateren. Hij trouwde
met Geertruid Veth.
Op de site Weerbare
mannen Hendrik-Ido-Ambacht 1747 staat Jan van Weena vermeldt als een onvermogend
weerbare man Op den Dijck. (Bron: ARA Staten van Holland toegang 3.01.05 inv.
3882)
Van
hun 7 kinderen is alleen over de jongste zoon Pieter bekend dat hij als
binnenvaartschipper trouwde met Kuniertje Stam.
Hun
zoon Aart trouwde met Adriana de Leeuw uit Middelharnis.
Beide
vaders van zowel Aart als Adriana heten Pieter. Omdat zij hun zoon naar de vader
van Adriana willen noemen wordt hij gedoopt als Pieter de Leeuw.
Aart
noemt zichzelf afwisselend van Weena, Wena of van Weenen.
Dan gebeurt er iets
tragisch, kort na elkaar overlijden de ouders en Pieter is op zijn le verjaardag
wees.
Of hij in een weeshuis komt of bij zijn grootouders in huis weten we
niet. Hij groeit op in Middelharnis, waar hij in 1831 trouwde met Cornelia Lugthart.
Dan wordt de naam de Leeuw bij de naam van Weenen gevoegd. Pieter de Leeuw van
Weenen is de eerste die de familienaam draagt.
Terug
naar boven
Een
reactie op bovenstaande gegevens is zeer welkom.
Mail me op 
Laatst
bijgewerkt 30.04.2010